De afgelopen decennia zijn we minder kerkelijk geworden, maar daarmee niet minder religieus. Er bestaat namelijk een onderscheid tussen kerkelijkheid en religie. In plaats van kerkelijk betrokken te zijn oriënteren mensen zich tegenwoordig steeds meer op een persoonlijke manier van zingeving. Daarmee kom er ruimte voor een nieuwe religieuze gevoeligheid waarin innerlijke waarden en de waarden van het hart centraal staan.
De moderne mens wil liefst een antwoord op zijn eigen vragen en wil worden gestimuleerd spiritueel te groeien. Dit lukt steeds moeilijker in de kerkelijke institutie en mensen zoeken een omgeving waar dat wél lukt en waar ze antwoord krijgen op de vraag hoe ze zichzelf kunnen worden, hoe ze kunnen loslaten en hoe ze gelukkig kunnen worden. De behoefte aan spirituele groei vertaalt zich daarmee in de wens om innerlijke waarden en de waarden van het hart tot leven te wekken. We leven in een tijd waarin we steeds meer beseffen dat de grote vragen van het leven uiteindelijk niet in het hoofd worden opgelost, maar in het hart; er is tegenwoordig dan ook veel behoefte aan innerlijkheid en een open hart.
Misschien is de meest centrale waarde wel compassie, het is een vorm van meevoelen. Compassie of mededogen is het lijden van de wereld zien en horen en daarop reageren. De Dalai Lama zegt dat iedereen compassie kan tonen vanuit de wens het lijden van anderen te lenigen en hun geluk te bevorderen. Compassie is een spirituele grondwaarde waaruit alle andere innerlijke waarden en waarden van het hart voortkomen. We waarderen de innerlijke kwaliteiten van vriendelijkheid, geduld, tolerantie, vergeving en generositeit. Dat zijn zomaar een paar voorbeelden van de waarden van het hart. Van nature zijn we gericht op fundamentele menselijke waarden van liefde en compassie, zegt de Dalai Lama. We geven de voorkeur aan de liefde boven haat. Evenzo hebben we allemaal een afkeer van hebzucht, kwaadaardigheid, haat en onverdraagzaamheid. In het tonen van compassie gaan we naast de ander staan, voelen we met de ander mee en worden we aangezet tot daden van mededogen.
De Dalai Lama zegt dat we in deze tijd een benadering van ethiek nodig hebben die niet naar religie verwijst en daarom zowel door iemand met een bepaald geloof geaccepteerd kan worden als door iemand zonder specifiek geloof. In zijn boek Vrij van religie zegt de Dalai Lama dat fundamentele menselijke spiritualiteit belangrijk is en zelfs essentiëler dan religie. Deze meest fundamentele menselijke spiritualiteit heet compassie. De kern ervan is de humane neiging naar liefde, vriendelijkheid en affectie. Deze innerlijke waarden en waarden van het hart staan los van het feit of we een bepaalde religieuze overtuiging hebben of niet. Want als we in contact zijn met die waarden hebben we eigenlijk geen religie nodig. We zijn dan vrij van religie, zegt de Dalai Lama
Boeddha en Jezus wijzen de weg van het hart en dat is ook de essentiële betekenis van geloven. Tot in de zestiende eeuw betekende credo minder ‘ik geloof’ en meer ‘ik vertrouw’ of ‘ik heb lief’. En dit is een verwijzing naar innerlijke waarden en de waarden van het hart. Het Latijnse woord credo komt van de woorden cor dare: je hart geven. Zo wordt de essentiële betekenis van religie duidelijk. Want die kan worden geduid vanuit de waarden van het hart zoals vrede, verzoening, vergeving, vreugde, harmonie, rechtvaardigheid, stilte en geduld