In 2040 worden we gemiddeld bijna 5 jaar ouder en voelen we ons langer gezond. Dat berichtte het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu afgelopen week. De schaduwkant van deze vrolijke boodschap is dat bijna 6 miljoen Nederlanders zich dan eenzaam zullen voelen, niet alleen ouderen, maar ook volwassenen van 19 jaar en ouder.
Tijd dus voor beleid. Wat kunnen we doen? Wat dacht je van een vrijwilliger die af en toe bij ouderen langsgaat met een bloemetje. Een periodieke koffieochtend van een verpleeghuis voor oudere omwonenden is ook een idee of een hulplijn initiëren voor wie weinig sociale contacten heeft. Mooi bedacht, niet? Nee dus, want al deze initiatieven bieden niet echt een oplossing. Het zijn noodverbanden. Wat wel kan helpen is anders over eenzaamheid gaan denken.
Bij zo’n onderzoek vraag ik me overigens wel af wat die getallen betekenen, zeker als het gaat om eenzaamheid. Is dat niet universeel, van alle tijden? Net als angst is eenzaamheid een existentiële grondstemming in ieders leven. Eenzaam ben je op de wereld gekomen, eenzaam zul je ooit weer gaan. Eenzaamheid moet niet worden gezien als een probleem dat moet worden opgelost of een vijand die moet worden bestreden. Mensen die alleenstaanden bezoeken kunnen hun gevoel van eenzaamheid niet oplossen. Eenzaamheid is niet op te heffen. Eenzaamheid is een feit. Dat kunnen we accepteren. Eenzaamheid hoeft niet te worden gemaskeerd of genegeerd, het vraagt om erkenning. Geef het een plaats, accepteer dat het bij jou – bij iedereen – hoort. Omarm het zelfs. Omarming van je eenzaamheid is jezelf omarmen. Je geeft jezelf toestemming dat jij er mag zijn: heb het goed met jezelf. Dat is ook weer een mooie basis voor een relatie.
Mensen zijn sociale wezens en leven in relaties. We zijn zelfs aangewezen op de ander, afhankelijk van het voedsel dat anderen produceren en van de kleding die elders wordt gefabriceerd. We zijn afhankelijk en hebben de ander nodig. De kunst is echter te leven vanuit een grondstemming waarin je je onafhankelijk waant, waarin je autonoom bent en op eigen benen staat. De diensten of producten die je van de ander betrekt doe je volkomen neutraal en bevat vooral geen openlijke of verborgen claim dat die ander je eenzaamheid moet oplossen. Je maakt je niet langer afhankelijk. Want afhankelijkheid van anderen draagt ook weer het gevaar van verslaving in zich, en zo raak je verstrikt in een relatie, waarin je de ander om hulp of redding vraagt.
Maar afhankelijkheid van anderen kan ook positief zijn als die relatie gezellig is of liefdevol. Dan komt de kwaliteit van het hart in beeld. Als er tussen mensen hartelijkheid is, doet hen dat goed en wordt dit ervaren als een groot geschenk. Wie zijn eigen eenzaamheid omhelst en in zijn hart sluit, legt een mooie en solide basis voor een relatie met de ander. Contact maken, echt contact, vanuit je hart en niet vanuit de noodzaak een ander nodig te hebben. Hartcontact wordt dan een inspiratiebron voor vriendschap. Ach, misschien hoef je geen honderd vrienden te hebben, maar je kunt wel werk maken van het leggen en onderhouden van vriendschappelijke contacten. Dat is een les die stervensbegeleidster Bronnie Ware meegeeft.
Zij voerde gesprekken met terminale patiënten en vroeg hen waar ze spijt van hadden, terugkijkend op hun leven. Veel stervenden gaven aan dat ze beter in contact hadden willen blijven met vrienden. Vaak was men zo verstrikt geraakt in bepaalde patronen, dat er weinig tijd was voor vriendschap en het onderhouden ervan. Op het sterfbed was er het inzicht dat er te weinig tijd voor vrienden was geweest. Je kunt dus maar tijdig beginnen met het opbouwen en onderhouden van vriendschappelijke contacten. Niet primair gericht op functionaliteit en nut, maar als voedsel voor vriendschap. Want: ‘Vriendschap vergroot het geluk en vermindert ellende door onze vreugden te verdubbelen en ons verdriet te delen’, zei de Engelse politicus en schrijver Joseph Addison ooit al.