Het onderstaande artikel is gepubliceerd in Narthex, nummer 4, 2007
DE MAAS ALS METGEZEL
Ton Roumen
‘Onderwijs’ en ‘religie’ zijn twee belangrijke thema ’s in mijn leven en werk. Ze klonken al in mijn kindertijd. Ik herinner me nog levendig het regelmatige bezoek van mijn tante uit Heerlen aan ons gezin. Steevast vroeg ze aan mij als jong kind: “En jongen, wat wil je later worden?” De ene keer antwoordde ik zonder te aarzelen: “Onderwijzer.” Een volgende keer, eveneens zonder enige twijfel: “Pastoor.” In mijn kindertijd groeide toen al het besef dat de thema’s ‘educatie’ en ‘religie’, ook de trefwoorden van het tijdschrift Narthe, mijn biografie in belangrijke mate zouden gaan bepalen.
Tijdens mijn studie theologie zijn de thema’s ‘educatie’ en ‘religie’ ook weer prominent aan de orde, als ik voor de specialisatie Godsdienstpedagogiek kies. Docent levensbeschouwing of theologie is het vanzelfsprekende beroep in het verlengde van die specialisatie. In het midden van de jaren tachtig heb ik daarmee ervaring opgedaan als docent aan de pabo in Roermond, de theologische faculteit in Nijmegen en een academie voor volwassenenonderwijs in Nijmegen.
In beweging
Na deze periode ben ik vooral vanuit de adviserende zijlijn gaan opereren en is mijn dagelijkse werk gaan bestaan uit het gesprek over onderwijs en religie. Eerlijk gezegd bevalt de zijlijn mij beter dan de frontlinie. Ik spreek bijvoorbeeld met directies en besturen over hun missie en visie, en over de vraag hoe de school als gemeenschap kan worden gestimuleerd. Met docenten wissel ik van gedachten over hun motivatie en de vraag hoe ze de ontmoeting met kinderen en jongeren vorm kunnen geven. In al die gesprekken komen kleurrijke verhalen van mensen aan de orde, verhalen over wat werken en leven lastig maakt, maar vooral ook wat boeiend is en inspireert.
Inspiratie is datgene wat adem geeft en in beweging brengt. Wat brengt mij in beweging? De cantates van Bach inspireren mij. Bach ordent en ruimt op, schrijft Anna Enquist ergens. Maar de muziek doet meer en raakt ook het gemoed. De legende van Christoffel, die een belangrijke plaats inneemt in mijn laatste twee boeken, toont mij iedere keer hoe belangrijk het is om evenwicht te bewaren tussen dragen en gedragen worden. Het bereiden en eten van een copieuze Boeuf Bourguignon kan mijn fysieke accu opladen, terwijl ik er tegelijkertijd bourgondisch van kan genieten. Benedictus inspireert mij met zijn aanwijzingen om innerlijk vrij te worden, het leven te leren omarmen en God een plaats te geven in het bestaan. Toon Hermans inspireert mij, omdat hij met zijn liefde, humor en liedjes laat zien hoezeer het leven hem smaakt. Maar ook een ritje op mijn racefiets langs de Maas kan me inspireren.
De Maas
Een tochtje langs de Maas vormt een mooie afwisseling met mijn werk. Aangezien mijn werk vaak in een werkkamer of een vergaderzaal plaatsvindt, is fietsen in de buitenlucht een heerlijke fysieke ervaring. Op mijn Koga Myata voel ik dat ik een lijf heb, dat ik buiten ben en dat de wind waait. Op mijn fiets ruik ik de natuur en moet ik moeite doen om mezelf voort te bewegen. Op de fiets ontdek ik dat leven meer is dan alleen maar denken. De afgelopen jaren heb ik ontdekt dat de Maas ook antwoorden geeft op vragen die mij bezig houden of waarmee ik worstel. Er zijn antwoorden op vragen over mijn werk, bijvoorbeeld op de vraag welke inhoud de boekbijdrage zal krijgen waar ik aan werk. Of op de vraag waar ik in de opvoeding van mijn kinderen grenzen stel en waar ik ruimte kan geven. De Maas is mijn metgezel, die antwoorden geeft op levensvragen. Anders dan de Sirenen, die mensen verleidden en hun hun levenskracht ontnamen, geven de goden van de Maas mij energie en het gevoel dat het leven in essentie goed is en omarmd mag worden.
Oervertrouwen
Het leven affirmeren is een inzicht dat ik niet alleen ervaar als ik langs de Maas fiets. Ik heb het ook geleerd van de benedictijnen. Dit idee werd onlangs nog eens op verrassende wijze verwoord door Anselm Grün, de bekende monnik, manager, therapeut en spiritueel auteur. Over inspiratie gesproken. Deze eigentijdse Benedictus zocht ik onlangs op in het klooster Münsterschwarzach, voor een gesprek dat als basis moest dienen voor een artikelenreeks in het tijdschrift Schoolbestuur. In dat gesprek gaf Anselm Grün aan dat hij de taak van het onderwijs ziet als het leren van levenskunst. Hij zegt dat we jonge mensen kunnen helpen hun eigen spoor te vinden en de wereld vorm te geven, door leerlingen op school de kunst
van het leven te leren. Het gaat erom hoe we het leven voor onszelf en met elkaar kunnen leven. Levenskunst wil volgens Anselm Grün zeggen dat de ziel ruimte krijgt om te ademen, om te leven. Levenskunst heeft te maken met een oervertrouwen waardoor zorgen gaan wijken. Levenskunst houdt in dat mensen zin en plezier hebben in het leven, en er volmondig ‘ja’ tegen zeggen.
Queeste
Het leven is een belangrijke bron van inspiratie. Iedere dag is weer een nieuwe ervaring, waarin het avontuur van het leven zich kan voltrekken. Iedere dag biedt weer nieuwe kansen om de zin van het leven te ervaren of te zoeken. Het leven is een weg naar innerlijke vrijheid. Om vrijheid en geluk te vinden is, net als in sprookjes en de mythen, een queeste nodig. Die zoektocht kent de nodige ups en downs. Juist ook de schaduwkanten in het leven vragen om liefdevolle aandacht, zoals Carl Gustav Jung heeft laten zien. Ze zijn immers intrinsiek onderdeel van het levensavontuur. Ze zijn als mest die groei mogelijk maakt.
Het leven zelf, de tocht door het leven, vormt zo een bron van inspiratie. Daar hoort bij dat de adem van de Allerhoogste voelbaar is en de ziel vleugels geeft. Deze ervaring vergt overigens enig onderhoud, en vraagt om dagelijkse meditatie en contemplatie ter voeding en ontwikkeling van de eigen ziel, zoals Augustinus zegt. Want wie zijn ziel voedt, kan geïnspireerd blijven, gedragen worden en anderen dragen.