Ik rij over de Maasbrug Roermond binnen voor een familiebezoek. Met de meidagen in aankomst moet ik denken aan de broer van mijn vader, mijn oom Jo, die hier tachtig jaar geleden, op 25 april 1944, over ze brug fietste. Hij had zijn onderduikadres tijdelijk verlaten.
Hij fietst ’s avonds naar zijn ouderlijk huis in Roermond om daar de volgende dag hun veertigjarige bruiloft te vieren. Hij fietst in het donker om niet op te vallen, want hij wil zo min mogelijk risico lopen. Op zijn bagagedrager heeft hij een koffertje met vlees, bestemd voor het feestmaal morgen. Dat is clandestien, zonder bonnen verkregen. Jo fietst de Maasbrug over en is het ouderlijk huis nu dicht genaderd. Bij de voorbereiding van zijn tocht naar Roermond is de route zo gekozen dat hij op de Maasbrug zal worden gecontroleerd door een wat oudere soldaat van wie bekend is dat hij niet streng is. De Duitse bewaker vraagt hem naar zijn papieren. Jo toont zijn vervalst persoonsbewijs. De soldaat merkt gelukkig niets van de verkeerd ingevulde leeftijd. Ook wordt gevraagd naar de inhoud van het koffertje. Jo antwoordt dat er vlees in zit en opent het. De bewaker zegt dat het vervoer van vlees strafbaar is. Bedeesd vertelt Jo over zijn arme ouders die morgen hun veertigjarig huwelijk bescheiden vieren. Het voedsel is schaars en welwillende boeren hebben vlees geschonken. Dat is hun bijdrage aan het jubileum van zijn ouders. Terwijl hij het verhaal vertelt, merkt hij dat het hemzelf ook aangrijpt.
De Duitse bewaker vraagt Jo naar zijn papieren, waarop hij zijn vervalst persoonsbewijs toont.
Hij vraagt de Duitser of die ook familie heeft. Dat raakt de soldaat. Hij vertelt over zijn gezin in Duitsland, over zijn vrouw en kinderen waarvan hij niet weet hoe het met hen is en dat hij hen mist, terwijl hij hier op de Maasbrug, ver weg van huis, de wacht moet houden. Hij ervaart de verscheurende pijn van de oorlog, die ook hem als Duitse soldaat treft. Hij vertelt over zijn vader die door oorlogsgeweld tijdens de tankslag bij Koersk in Rusland in 1943 is omgekomen. Jo merkt dat het verhaal de soldaat niet onberoerd laat. Hij ziet hem slikken. Zelf slikt hij ook. Beiden voelen verdriet, hun ogen worden vochtig. Dan vermant de bewaker zich. ‘Fahren Sie weiter,’ zegt hij en gebaart hem verder te fietsen.
De afstand tot het ouderlijk huis is vanaf de Maasbrug niet ver meer. Vijf minuten later kan hij zijn ouders hartelijk begroeten. Een prachtig weerzien, ook voor de ouders, die hun zoon al acht maanden niet hebben gezien. Maar na het feest zal hij weer terug gaan naar zijn onderduikadres en zal daar tot begin maart 1945, als Roermond is bevrijd, blijven.
Dit fragment is afkomstig uit mijn boek De vrijheid van mijn vader. Een markante familiegeschiedenis in oorlogstijd (Uitgeverij Van Warven, Kampen, 2020).