In het begin van mei is het een goede gewoonte terug te blikken op de Tweede Wereldoorlog. Ik moet denken aan het verhaal van mijn oom Jacques Roumen (1918-1981) die in 1940, als de oorlog uitbreekt zijn vormingstraject tot kloosterling heeft afgesloten en onderwijzer is aan een broederschool in Heerlen. Vanaf 1943 wordt de invloed van de bezetter steeds meer voelbaar, ook in het onderwijs. Een onderwijsinspecteur meent dat Jacques teveel gericht is op de Nederlandse geschiedenis en cultuur. Er kan best meer aandacht zijn voor Duitsland. Waarom kunnen er geen Duitse liederen worden gezongen tijdens de muziekles? En de gymnastieklessen mogen ook wat duchtiger. Hij laat de onderwijsinspecteur weten dat hij hecht aan een humane vorming van jongeren en dat hij zich in zijn lesprogramma niet laten leiden door pedagogische ideeën die afkomstig zijn uit een land dat onmenselijke trekken vertoont. Dat is het scherpe antwoord van Jacques. De reactie van de onderwijsinspecteur is niet minder scherp. Hij stuurt een rapport aan de overste van Jacques. Misschien kan Jacques ervan worden overtuigd dat hij zijn lesprogramma moet aanpassen. Daar kunnen beslist meer Duitse waarden in doorklinken.
De kloosteroverste heeft een gesprek met Jacques, vraagt hem om de inspecteur diplomatieker te benaderen en tegemoet te komen aan zijn eisen. Iets meer gehoorzaamheid zou best mogen. Dat mag van een kloosterling worden verwacht en is in een oorlogssituatie veiliger bovendien. Voor Jacques wordt het nu wel erg heet onder zijn voeten, meent de overste. Hij besluit hem over te plaatsen naar het broederhuis in Helmond en de daarmee verbonden Canisiusschool, beide aan de Molenstraat. Maar heeft hij zin in deze verplaatsing? Hij voelt zich op zijn plaats in Heerlen, hoe het in Helmond zal zijn, moet hij maar afwachten. Tegen Jacques is gezegd dat hij in Helmond zijn intrek zal nemen in het broederhuis aan de Molenstraat. Maar dat loopt anders.
In de eindfase van de oorlog, tijdens aanhoudende beschietingen, trilt tijdens de mis het hele gebouw onophoudelijk op zijn grondvesten. Alsof de zware rolschuifdeuren elke ontploffing buiten het gebouw binnen echoën.
In Helmond belooft de rechterhand van de Ortskommandant broeder overste van het broederhuis volledige steun om de leefgemeenschap aan de Molenstraat te kunnen behouden. Maar hij houdt zich niet aan die belofte. De broeders krijgen op acht november het bericht dat hun huis over vijf dagen ontruimd moet zijn. De bezetter heeft hun huis geconfisqueerd. Bijna alle inventaris moet in het huis achterblijven, alleen Perzische tapijten en kleine spullen mogen worden meegenomen. Kolen kunnen ze uit hun kelder blijven halen. In het huis nemen Russen hun intrek om voor de Duitsers te werken. De broeders zijn nu ontheemd. Waar moeten ze naartoe? In Helmond is haast geen geschikt onderkomen te vinden dat de tweeënveertig broeders kan herbergen. Op het laatste moment vindt men drie locaties in de stad. Noodgedwongen wordt het convent in drie groepen gesplitst. Ze zijn nog maar net verhuisd als Jacques arriveert. Met veertien andere broeders neemt hij zijn intrek in een van de drie vestigingen. De mis wordt wel gezamenlijk gevierd. In de eindfase van de oorlog, tijdens aanhoudende beschietingen, trilt tijdens de viering het hele gebouw onophoudelijk op zijn grondvesten. Alsof de zware rolschuifdeuren elke ontploffing buiten het gebouw binnen echoën. De voorganger wordt lijkbleek, overweegt van het altaar weg te lopen en de mis te onderbreken. Jacques merkt zijn aarzeling, de broeders kijken elkaar wanhopig en angstig aan. Ze volharden toch in hun gebed en hopen dat het zal helpen.
Misschien heeft het ook wel geholpen. Niet veel later komt er het nieuws dat de Britten er zijn. Jacques en zijn medebroeders gaan naar buiten. Op de Mierloseweg zien ze de eerste tanks. Ze juichen. De Britse commandant sommeert ze terug te keren, op straat is het te gevaarlijk. De stad wordt nog steeds door de Britten beschoten, vooral de kerktorens moeten het ontgelden, omdat ze als uitkijkposten door de Duitsers worden gebruikt. Het is maandag 25 september als Helmond wordt bevrijd. Jacques is vrij. Vier dagen later spelen de broeders een voetbalwedstrijd tegen Britse soldaten. Die winnen ze met 8-1.
Dit is een fragment uit mijn boek De vrijheid van mijn vader. Een markante familiegeschiedenis in oorlogstijd. Uitgeverij Van Warven, Kampen 2020. Dit boek vertelt het oorlogsverhaal van mijn vader, zijn zussen en broers. Klik hier voor meer informatie.