Ik was bij een uitvaart. Ik had getwijfeld of ik wel zou gaan. De confrontatie met de dood is nogal wat. Maar de fijne relatie met de overledene zorgt ervoor dat ik mijn twijfel overwin. De uitvaart is druk bezocht, ik zoek een plek en vind achter in het uitvaartcentrum een stoel. Het patroon van de uitvaartdienst is simpel, overzichtelijk en voorspelbaar: de uitvaartleider laat het leven van de overledene in chronologische volgorde in een klein uur tijd de revue passeren. Hij leest de biografie in blokjes voor: de kindertijd, de schooltijd, zijn werkzame leven. Daartussen is er telkens een muzikaal intermezzo met liederen waar hij van hield. De mensen in de volle aula gniffelen zachtjes als er gebeurtenissen de revue passeren die herkenbaar zijn en humor bevatten.
Het laatste deel van zijn levensloop gaat over zijn ziektes en fysieke tegenslagen die hij heeft moeten incasseren. Hij heeft lang moeten leven met beperkingen. Zijn ziektegeschiedenis besloeg zowat de helft van zijn leven. Wat kan een mens veel lijden. Je kunt ook zeggen dat hij veel pech heeft gehad.
Het lijden van de overledene weergalmt bij iedereen.
Als de uitvaartleider over de ziektes in het leven van de overledene spreekt is het muisstil in de aula. Er is aandacht. Iedereen is stil. Je voelt compassie. Er is herkenning. Wie kent er geen lijden? Het lijden van de overledene weergalmt bij iedereen. Misschien is de houding van de overledene een troost en inspiratiebron en strekt deze ook weer tot voorbeeld: hij heeft steeds nuchter, met aanvaarding, relativering en soms met humor op alle misère gereageerd. Hij was geen slachtoffer. Alle fysieke problemen en ziektes hebben hem er niet van weerhouden van het leven te genieten.
De uitvaart is een afscheid van het leven van iemand, maar ook een herinnering aan hoe het leven geleefd kan worden en hoe het lijden een leerschool kan zijn om het leven te nemen zoals het is en zoveel mogelijk te genieten. Een mooie boodschap.