Op 1 april 2017 krijgt Volkskrantverslaggever Fokke Obbema een hartstilstand. Dat heeft grote impact op zijn leven. Stel je voor dat je opeens geen verbinding meer hebt met het leven. Tijdens zijn herstel wordt de vraag naar de zin van het leven steeds indringender. Veertig gesprekspartners legt hij deze vraag voor. Hij schrijft er een boek over. Uit die gesprekken destilleert hij zeven inzichten. Een ervan is het belang van verbinding. Ieder mens is een schakel in een groter geheel, hoezeer we soms ook menen er alleen voor te staan. ‘Geconfronteerd met kwesties van leven en dood of door ziekte gedwongen om hulp te vragen, kunnen we een diepe verbondenheid met anderen ervaren,’ schrijft Obbema.
Verbinding is ook hét thema van religies. Meer dan de duiding van heilige teksten, de vormgeving van een religieuze institutie of het instemmen met leerstellingen, gaat religie over verbinding. Het woord religie is afgeleid van het Latijnse werkwoord religare, dat verbinden of opnieuw verbinden betekent. Religie gaat over het maken van een vitale verbinding met de bron van je leven. Maar het gaat niet alleen over die verbinding, het gaat ook over de verbondenheid van mensen met elkaar. Ook dat is religie: daar waar liefde en zorg voor elkaar is, daar is God.
Verbinding zoeken met anderen kan een remedie zijn tegen eenzaamheid. En ziekte kan een aanleiding zijn hulp te zoeken. Maar door zo te denken komt het zoeken naar verbinding in een klinisch en therapeutisch perspectief te staan. Alsof het een remedie is om ziekte te verbannen. Vrij zijn van ziekte en eenzaamheid.
Verbinding zoeken is meer dan een remedie tegen eenzaamheid en ziekte
Verbinding zoeken is veel meer. Het is vrij zijn tot menselijkheid. Het is een existentiële categorie. Het is fijn om me met anderen verbonden te voelen. Ik word gedragen door die ander, kan met die ander ervaringen delen. Als ik me met de ander verbind, word ik gezien, gedragen en gekoesterd en omgekeerd: ik kan de ander dragen en liefdevol bejegenen. Daar is wel iets voor nodig.
Een authentieke verbinding wordt mogelijk als ik uit mijn hoofd ga. Met mijn hoofd kan ik geen contact maken. Menselijke verbinding vraagt er ook om dat ik mijn ego loslaat. Mijn ego verwart me: mijn gedachten zijn illusies, mijn heftige emoties kunnen me verwarren. Mijn neiging tot controle en manipulatie van anderen zit verbondenheid in de weg. Het gevoel dat ik beter ben of dat ik het beter weet ook.
Als ik mijn ego loslaat, ben ik ‘naakt’ en kwetsbaar, heb ik niets meer om aan vast te houden en kan ik me vanuit mijn kwetsbaarheid openen voor de ander en me vanuit mijn hart verbinden. Verbinding wordt een lichamelijke ervaring, zonder ego, zonder hoofd, maar met het hart.
Fokke Obbema, De zin van het leven. Amsterdam: Atlas Contact, 2019